user_mobilelogo

"Op 25 maart van het jaar 1740 om half twaalf 's avonds en gereed om de wacht te betrekken, lag de vloot op de flank van Vuurland, en trachtte ondanks de verschrikkelijkste aller stormen Kaap Hoorn (zuidelijkste punt van Zuid-Amerika) te passeren, toen ik te midden van de woeste golven als het ware een grote massa dampen zag, die ondanks de razernij van de wind onbeweeglijk was. De kleur was van een donkerbruin, duister licht dat van het midden door golfbewegingen uitging en deze massa als het ware transparant maakte; na enkele minuten werd deze massa plotseling veranderd in een gebouw van een zeer grote omvang, maar zo weinig verheven dat een mens met een grote lengte er met zijn armen de top van had kunnen bereiken.

            "Nauwelijks was dit gebouw gevormd, of het nam een draaiende beweging aan. Dat liet mij het gehele oppervlak van buiten zien, dat cirkelvormig was: al snel kon ik ook een beetje naar binnen kijken, want omdat de draaiende beweging maar steeds doorging, ontstond er na de eerste omwenteling in de omwalling een opening in de vorm van een gewelfde deur die mij duidelijker een glimp liet zien van het zwakke licht van het binnenste.

            "Na de tweede omwenteling zag ik een tweede deur op een kier opengaan naast de eerste en helemaal gelijk; uiteindelijk liet iedere omwenteling een nieuwe deur opengaan en kon ik er gemakkelijk het aantal van weten; en het aantal van deze deuren liep op tot elfhonderd, elk op een gelijke afstand van de andere.

            "Toen de deuren allemaal gevormd waren en de omwalling op die manier in zijn gehele omtrek op gelijke wijze openingen bleek te hebben gekregen, stopte de omwentelende beweging; en omdat het gebouw zo bleef, kreeg ik de mogelijkheid om de inrichting binnen ervan te bekijken.

            "Het geheel bestond in een grote zaal zonder versiering en zonder andere meubels dan een bruin krukje aan de voet van elk van de pilasters die zich tussen de elfhonderd deuren bevonden; dat wil zeggen dat er elfhonderd bruine krukjes waren.

            "Ik kreeg al spoedig de gelegenheid te verklaren voor welke aanwending zij bestemd waren. Een moment nadat de zaal zo werd gerangschikt, zag ik van alle punten van de horizon grote hoeveelheden mij onbekende dieren naar voren komen, maar die elk viervoetig, gevleugeld en reptiel tegelijk waren. Hun aantal was gelijk aan dat van het aantal krukjes en zij kwamen zich elk voor één van de elfhonderd deuren presenteren.

            "Elk werd bereden door een mens die op zijn schouders een soort vleugels had met zijn hoofd eronder verborgen, zoals vogels als zij slapen. Deze mensen leken mij van een natuurlijke grootte, op dat hoofd na, dat ik niet zag.

            "Ieder dier zette zijn ruiter af bij de deur waarvoor hij was aangekomen en als het hem neerzette, schreeuwde hij zeer hard: de één, de genie van de "Falklandeilanden", de ander, de genie van de Zuidpool; een derde, de genie van "Kafraria"; de andere, de genie van "Benin"; van "Cochinchina"; van "Senegal"; van de "Bodem van de Zee"; van "Nieuw-Zeeland"; van "Neder-Bretagne"; van "Californië"; van "Berg Kropak"; van "Nottingham"; van Berg Pico van Tenerife"; en zo van diverse delen van de wereld. Maar er waren enkele die ik hoorde aankondigen: de genie van de "Maan"; van "Sirius"; van de "Zonnevlekken"; van "Mercurius".

            "Die leek mij beweeglijker dan de andere, hoewel hij toch veel groter was. Wat mij ook nog trof, was dat zodra ieder dier zijn ruiter had neergezet en zijn aankondiging deed, hij in drie delen oploste volgens de drie gebieden waartoe zij allemaal leken te behoren, en het verdween uit mijn ogen. Zodra de ruiters voet aan grond hadden gezet, gingen zij (en dat zonder hun hoofd onder hun vleugel vandaan te halen) elk zitten op het bruine krukje aan de linker kant van de deur waardoor zij binnentraden, waarbij zij er allemaal voor zorgden hun beide handen open naar voren te houden; zij waren allemaal op een andere manier gekleed en volgens de kleding van de diverse gebieden van het Universum.

Naar Boekenlijst